Eergisteren postte NOS Nieuws een artikel over het onderzoek van RIVM, waaruit bleek dat Nederlanders best een coronatest willen afnemen, totdat ze daadwerkelijk een snotneus krijgen. Er hangt nog veel twijfel bij wat nu precies een allergie, griepje zoals we gewend zijn of daadwerkelijk corona is. Zo blijkt uit het onderzoek dat 84 procent de maatregel om thuis te blijven bij corona-achtige klachten steunt, maar 90 procent doet toch boodschappen met klachten en maar liefst 64 procent blijft familie en vrienden bezoeken.

We denken zelf in te kunnen schatten of we corona hebben

Wanneer klachten ontstaan weegt iedereen af of een test echt nodig is. Het onderzoek van Weinstein (1980) toont aan dat mensen onzekerheden slecht kunnen incalculeren en hierin vaak onrealistische en optimistische keuzes maken. Een mooi voorbeeld hiervan zijn rokers die ondertussen weten dat roken slecht voor je is, maar er niet mee stoppen omdat zij ervan overtuigd zijn geen longkanker te krijgen. Hetzelfde geldt eigenlijk voor corona. We denken in staat te zijn zelf in te kunnen schatten of een snotneus komt door een allergie of dat we zelf een ‘normale’ griep kunnen onderscheiden van het corona-virus, maar eigenlijk neemt ons optimisme het hierin iets te sterk over. Veel mensen willen zich pas laten testen wanneer de klachten toch wel echt lang aanhouden of als de klachten zo heftig worden dat het toch wel echt corona moet zijn. Daarbij willen sommige mensen liever niet weten of ze corona hebben en blijven mensen zelf inschattingen maken, die leidend zijn voor hun gedrag. Dit laatste heeft simpelweg te maken met eigen eerder vernomen ervaringen. We ervaren zelf dat we weer makkelijker boodschappen kunnen doen en vrienden kunnen opzoeken, dus het zal ook wel meevallen dat een onschuldig snotneusje daadwerkelijk corona is.

Waarom we het een zeggen en het ander doen

Dat de percentages van RIVM zo tegenstrijdig zijn, staan wij van Bloakes niet van te kijken. Onze hersenen werken namelijk met concrete dingen. Een grote reden waarom we het een zeggen en het ander doen, ontstaat doordat de dingen die we zeggen te vrijblijvend en niet concreet genoeg zijn. Hierdoor sturen we onze hersenen niet in de richting van het gedrag dat we willen vertonen. Corona heeft veel symptomen die ook vergelijkbaar zijn met andere virussen, waardoor het voor ons brein niet concreet genoeg is wanneer we welke stap moeten zetten. Een andere reden ligt bij het verschil tussen eigen belang en algemeen belang, waardoor er sociaal wenselijke antwoorden kunnen ontstaan. Wat daarnaast nog een belangrijke reden is, is dat we als mens niet altijd bewust zijn van onze onbewuste gedragingen, aangezien 95% van onze handelingen onbewust gebeuren (Kahneman, 2011).

Dit is nou precies waarom Bloakes onderzoek doet naar ons irrationele brein, aldus het onderbewuste. Door middel van impliciete testen wordt er gekeken naar associaties die je bij een bepaald product of merk hebt. Zo dien je in een onderzoek van Bloakes zo snel mogelijk een woord te kiezen die in beeld komt bij het zien van een merk of product. Denk bijvoorbeeld aan water; koppel je dat aan lekker of vies? Door de tijdsdruk meten wij de onbewuste associaties en kunnen wij een veel waardevoller advies geven. Wanneer dit aan je rationele brein wordt gevraagd had je misschien niet eerlijk toe durven geven dat je water eigenlijk niet lekker vindt, aangezien het als een gezond product beschouwd wordt. En dat is nou precies hoe het komt de cijfers van de coronatesten zo tegenstrijdig waren. Mensen willen meedoen aan het algemene belang om de besmettingen van corona niet te verhogen, maar zodra ze een snotneus krijgen willen ze niet beperkt worden in het dagelijks leven.

Benieuwd geworden naar onderzoeken van Bloakes? Bekijk bijvoorbeeld eens deze succescase
Wil je meer coronanieuws lezen dat wordt onderbouwd vanuit ons gedrag? Lees dan bijvoorbeeld eens deze blog

Bronnen
Kahneman, D. (2011). Thinking, fast and slow. Farrar, Straus and Giroux.
Weinstein, N. D. (1980). Unrealistic optimism about future life events. Journal of Personality and Social Psychology, 39(5), 806–820

Geef een reactie